Wat heeft zekerheid te maken met compulsiviteit?

Waarom is het inschatten van zekerheid belangrijk?

Er zijn maar weinig beslissingen die we maken in het leven waar we helemaal zeker over zijn. Daarom is het handig dat we een gevoel hebben van hoe zeker we over beslissingen zijn. Als je je heel zeker voelt over een beslissing, bijvoorbeeld dat je van baan wilt wisselen, dan zal je doortastender te werk gaan en je minder aantrekken van mensen die vraagtekens zetten bij je keuze. Als je juist veel twijfels hebt, zal je meer open staan voor de meningen van anderen. Dit gevoel van zekerheid bepaalt in grote mate je houding ten opzichte van je beslissing en je gedrag die het tot gevolg heeft.  Het is daarom handig als je gevoel van zekerheid ook klopt met de werkelijkheid. Dat je zekerder bent wanneer de kans dat je een juiste beslissing neemt groot is, en je je onzekerder voelt met weinig bewijs voor je beslissing. Onderzoek laat zien dat mensen over het algemeen redelijk goed zijn in het inschatten van hun zekerheid. De zekerheidsinschattingen van mensen tijdens een experiment kwamen overeen met waarschijnlijkheidsberekeningen van een statistisch model (1).

Waardoor kan je gevoel van zekerheid verstoord worden?

Maar er zijn allerlei interne en externe factoren die invloed kunnen uitoefenen op je zekerheidsinschatting, waardoor je te zeker of te onzeker kan worden. Als je je heel goed voelt bijvoorbeeld, kan dat ervoor zorgen dat je je beslissingen net iets zekerder inschat (2). Of, zoals wij hebben laten zien in een onderzoek, kan ook de uitkomst van een beslissing invloed hebben op je gevoel van zekerheid: mensen die een beloning in het vooruitzicht kregen  waren zekerder, terwijl ze onzekerder waren als er een mogelijkheid was dat ze iets konden verliezen (3). Je eigen gedrag kan ook invloed hebben op je zekerheid, zoals in een experiment waarbij participanten herhaald moesten checken of ze het gas hadden uitgedaan: Van meer checken werden ze juist minder zeker (4). Tegelijk heeft je zekerheid ook invloed op je gedrag: Een ander onderzoek liet zien dat mensen die minder zeker waren vaker checkten (5). Zo kan er dus in sommige omstandigheden een versterking optreden tussen gevoel van zekerheid en bepaalde gedragspatronen. Ook is het lastiger als je je zekerheid niet juist kan inschatten om te weten wanneer je je strategie beter kan aanpassen, of juist moet vasthouden aan je ingezette beslissing.  Met dit idee zijn verschillende compulsieve stoornissen in verband gebracht met afwijkingen in zekerheidsinschattingen, bijvoorbeeld obsessieve-compulsieve stoornis (OCS) met een te lage en gokverslaving met een te hoge zekerheidsinschatting (6). Te veel zekerheid over winkansen kan er bijvoorbeeld voor zorgen dat mensen met een gokverslaving blijven gokken ondanks dat ze veel geld verliezen. Te weinig zekerheid kan bij OCS patiënten leiden tot twijfelachtigheid en behoefte aan controle.

Te zeker of te onzeker?  

Een lastige vraag bij dit soort onderzoek is: wanneer is iemands zekerheid te hoog of te laag? Door nieuwe ontwikkelingen in het zekerheidsonderzoek kunnen we dat makkelijker vast stellen: er zijn er nu taken ontwikkeld waarbij mensen steeds een beslissing nemen en we kunnen meten hoe goed ze hierin zijn. Vervolgens kunnen we de moeilijkheid van de beslissing variëren en daarmee een inschatting maken van hoe zeker ze zouden moeten zijn om hun eigen prestatie goed in te schatten.  Zitten mensen over het algemeen met hun zekerheid boven hun prestatie, dan zeggen we dat ze ‘te zeker’ zijn, zitten ze eronder, dan zijn ze ‘te onzeker’. Ook kan je met deze taken kijken hoe groot het verschil is in zekerheid tussen correcte en incorrecte beslissingen. Hoe groter dit verschil, hoe gevoeliger iemands zekerheidsinschatting is voor de juistheid van zijn of haar beslissingen. 

Verhoogde zekerheid bij compulsiviteit?

Deze nieuwe methodes zijn nog weinig gebruikt bij compulsieve stoornissen. Maar er zijn in de afgelopen jaren wel een paar studies geweest die wat aanwijzingen geven. Een eerste studie heeft gekeken naar een grote groep (995) mensen die geen psychiatrische stoornis hadden, maar waarbij wel psychiatrische vragenlijsten zijn afgenomen met het idee dat ook in een niet psychiatrische populatie mensen wel last kunnen hebben van psychiatrische symptomen (7). Als ze de scores op vragenlijsten gerelateerd aan OCS, alcohol verslaving of eetstoornis correleerden met zekerheidsinschattingen vonden ze geen afwijkingen. Maar binnen stoornissen zijn er veel verschillende symptomen (zoals compulsiviteit en angst bij OCS) die ook vaak weer overlappen tussen stoornissen (zo komt angst bij OCS en bij sociale angststoornis). Daarom hebben de onderzoekers alle vragen uit de verschillend lijsten (bijv. depressie, angst, apathie) bij elkaar op een hoop gegooid, en hebben ze gekeken welke specifieke symptoom dimensies daaruit kwamen. Ze vonden er drie: [1] Angst en depressie [2] compulsiviteit en indringende gedachten en [3] sociale terugtrekking. Dit zijn symptoom dimensies die van elkaar verschillen en in meerdere stoornissen een rol kunnen spelen. Het idee is dat deze dimensies beter samenhangen met cognitieve afwijkingen (zoals zekerheidsinschattingen) dan diagnostische categorieën zoals OCS en depressie. De eerste angst en depressie dimensie was gerelateerd aan minder zekerheid en een betere gevoeligheid voor de juistheid van beslissingen, terwijl de compulsiviteit en indringende gedachten dimensie juist samenging met meer zekerheid, en verminderde gevoeligheid voor de juistheid van beslissingen. Als verklaring voor dat er geen link werd gevonden tussen de compulsieve stoornis vragenlijsten en zekerheidsmaten, maar wel van zekerheid met de latente compulsiviteits-dimensie, suggereerden de auteurs de mengeling van symptomen die vaak binnen een stoornis voorkomen. Bij OCS bijvoorbeeld kan er zowel sprake zijn van compulsieve symptomen die samenhangen met verhoging van zekerheid als angstige symptomen die samengaan met lagere zekerheid.

Wat leren we hieruit?

Het voordeel van de studies die kijken naar psychiatrische symptomen in mensen zonder stoornis is dat er veel data is waardoor je de onderzoeksvragen beter kan uitpluizen. De symptoom dimensies kunnen uit elkaar worden getrokken, en ook kan er beter gecontroleerd worden voor demografische kenmerken zoals geslacht, leeftijd of IQ. Nadeel is dat je niet zeker weet of het een goede weergave is van wat er bij mensen gebeurt die wel een stoornis hebben. We moeten dus een beetje voorzichtig zijn met conclusies te trekken hieruit. Deze eerste studies suggereren dat compulsiviteit als symptoom dimensie lijkt samen te gaan met een verhoogde zekerheidsinschatting, terwijl depressie en angst dimensie met een verlaagde samengaat. Dit komt overeen met onderzoeken die laten zien dat er bij gokken vaak een te hoge zekerheidsinschatting lijkt te zijn. Maar het is wel in tegenstelling tot de onderzoeken die laten zien dat OCS patienten juist vaak minder zeker zijn (6). Een mogelijke reden voor deze tegenstelling is dat er zowel sprake is van compulsieve symptomen (die zekerheid zouden kunnen verhogen) als ook van angst en depressieve symptomen die zekerheid juist verlagen. Waardoor er een meer gemengd beeld onstaat wat betreft zekerheidsinschattingen. Dit zal nog verder moeten worden uitgezocht.

Leave a Reply

Fill in your details below or click an icon to log in:

WordPress.com Logo

You are commenting using your WordPress.com account. Log Out /  Change )

Facebook photo

You are commenting using your Facebook account. Log Out /  Change )

Connecting to %s